In dit artikel
De transactietabel heeft vooraf ingestelde kolommen en weergaven.
De kolommen van de transactietabel
De kolommen die hieronder weergegeven worden met * ervoor zijn doorgaans niet zichtbaar.
Gebruik het commando Menu Gegevens → Kolommen instellen om deze zichtbaar te maken.
Datum
De datum die het programma gebruikt om de transactie in een bepaalde tijd te plaatsen. De datum moet binnen de limieten van de boekhoudperiode liggen die gedefinieerd zijn in het Tabblad Boekhouding (van Bestands- en boekhoudeigenschappen). In het Opties tabblad van hetzelfde venster kan men aangeven of de transactiedatum verplicht is. Als dit niet het geval is kan dit veld leeg gelaten worden.
Als er geblokkeerde transacties zijn geeft het programma een foutmelding als een datum wordt ingevoerd die gelijk aan of eerder is dan de datum van de blokkering.
*Doc.Datum (Documentdatum)
De datum van het document kan hier ingevoerd worden, bijvoorbeeld de datum van het sturen van de factuur.
*Datumwaarde
De valutadatum van de banktransactie kan hier worden aangegeven. Deze datum wordt geïmporteerd van een elektronisch bankafschrift.
Doc (Documentnummer)
Het nummer van het boekstuk dat dient als basis voor de boekhoudkundige transactie. Het wordt geadviseerd om bij het invoeren van de transactie een oplopend nummer aan te geven op het document zodat het boekstuk makkelijk kan worden teruggevonden vanuit de transactie.
De functie voor automatisch aanvullen stelt oplopende waardes voor maar ook de transactie codes die eerder zijn gedefinieerd in de Terugkerende transacties tabel.
Het programma stelt het volgende document nummer voor waarmee kan worden doorgegaan door op F6 te drukken.
- In het geval van numerieke documentnummers verhoogt het programma eenvoudigweg de hoogste waarde die het vindt in de Doc kolom.
- In het geval van alfanumerieke documentnummers verhoogt het programma het laatste numerieke deel; dit is nuttig als men een aparte nummering aan wil houden voor contante en bank mutaties.Als eerder Documentnummer C-01 is ingevoerd en men begint een C in te typen dan stelt het programma C-02 voor.Als eerder Documentnummer B-104 is ingevoerd en men begint een B in te typen dan stelt het programma B-105 voor.Als eerder Documentnummer D10-04 is ingevoerd en men begint een D in te typen dan stelt het programma D10-05 voor.
Bij Terugkerende transacties kunt u groepen transacties opzetten die met een enkele code ingevoerd kunnen worden.
Om een groot aantal documentnummers toe te voegen kunt u ook Excel gebruiken. U kunt in Excel de gewenste hoeveelheid documentnummers aanmaken en dan kopiëren en plakken in Banana Boekhouding in de Doc kolom van de Transacties tabel.
*Doc.Prot. (Protocolnummer)
Een extra kolom voor het geval dat er een alternatieve nummering voor de transacties of voor het document nodig is.
De functie voor automatisch aanvullen stelt oplopende waardes voor die op dezelfde manier werken als in de Doc kolom. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt voor:
- Wanneer het nodig om oplopende nummers toe te kennen aan transacties die verschillen van het document nummer.
- Wanneer de transacties worden ingevoerd door anderen in een ander bestand en deze dan worden geïmporteerd in de boekhouding. Op deze manier is het mogelijk oplopende nummering te gebruiken in de boekhouding en het originele nummer te behouden.
*Type (Type document)
Bevat een code die het programma gebruikt om een transactie type te identificeren. Als u liever uw eigen codes gebruikt is het aan te raden een nieuwe kolom toe te voegen.
- 01 voor in rapporten: deze transactie wordt beschouwd als een begin transactie, dus deze wordt niet getoond in balansen per periode maar wel in de openingsbalans beginsaldi.
- van 10 tot 19: codes voor facturen aan klanten
- van 20 tot 29: codes voor facturen van leveranciers
- van 30 tot 1000: codes gereserveerd voor toekomstig gebruik.
*Factuur (Factuurnummer)
Een nummer van een verstuurde of betaalde factuur dat wordt gebruikt bij de facturen controle functie voor klanten en leveranciers.
*Doc.Origineel (Origineel documentnummer)
Het referentie nummer dat op een document staat bijvoorbeeld het nummer van een credit nota.
*Koppeling (Koppeling extern bestand)
Dient om een koppeling naar een extern bestand in te voeren, doorgaans een boekstuk.
Door op de symbooltjes aan de bovenkant van de cel te klikken opent het programma het document. Zie ook de pagina Koppeling naar een document invoeren, aanpassen en openen.
- Als een link is ingevoerd in de cel verschijnt een icoontje door erop te klikken wordt het document geopend, maar alleen als het een extensie heeft die veilig wordt geacht.
- Met het andere icoontje kunt u een koppeling invoeren en aanpassen.
*Ext.Verwijzing (Externe verwijzing)
Een referentienummer toegewezen door een programma dat deze bewerking uitvoerde. Deze waarde kan gebruikt worden om te controleren of een gegeven transactie dubbel is geïmporteerd.
Beschrijving
De tekst van de transactie.
De auto-aanvullen functie stelt de tekst van een eerder ingevoerde transactie voor, of van één die ingevoerd is in het voorafgaande jaar, als de betreffende optie (Smart fill met transacties van vorig jaar) is geactiveerd. Door op de F6 toets te drukken haalt het programma de gegevens van de voorafgaande rij met dezelfde beschrijving op en vult daarmee de kolommen van de actieve rij aan.
In het geval dat de beschrijving begint met #CheckBalance wordt de transactie beschouwd als één die dient om het saldo te controleren. Zie de pagina Boekhouding controleren voor meer informatie over dit onderwerp.
*Opmerkingen (Annotaties)
In dit veld kunnen opmerkingen toegevoegd worden aan de transactie.
Deb.Rek. (Debetrekening)
De debetrekening waarop geboekt wordt.
- Het is mogelijk een segment in de Debet rekening kolom in te voeren. Deze worden doorgaans gescheiden door een "." of een "-".
- Als men in de rekeningenlijst de toets met het segmentscheidingssymbooel aanslaat gaat men meteen naar het volgende segment.
- Als men daarentegen de Enter toets aanslaat wordt de invoer beëindigd en gaat men naar de volgende kolom.
- De autoaanvullen functie geeft suggesties voor rekeningen en segmenten. Men kan ook een zoektekst invoeren en dan toont het programma alle rekeningen met deze tekst in één van de kolommen.
*Beschr. Debetrek. (Beschrijving Debetrekening)
De beschrijving van de ingevoerde rekening zoals die voorkomt in het Rekeningschema.
Cred.Rek. (Creditrekening)
De creditrekening waarop geboekt wordt. We verwijzen voor de rest van de informatie naar de uitleg onder de Debetrekening.
*Beschr. Credittrek. (Beschrijving Creditrekening)
De beschrijving van de ingevoerde rekening zoals die voorkomt in het Rekeningschema.
Bedrag
Het bedrag dat ingevoerd wordt in de debet- of creditrekening.
*Saldo
De kolom Saldo laat de som van debet en credit zien. Er wordt daarom alleen een bedrag getoond voor invoer in verschillende rekeningen. Aan het eind zou het saldo nul moeten zijn. Als er een bedrag terugkomt is dat omdat er een fout is.
BTW kolommen
Informatie over de BTW kolommen kan gevonden worden in de pagina Transacties onder BTW Beheer.
KP1 (Kostenplaats 1)
De Kostenplaatsrekening voorafgegaan door een ".".
*KP1-beschrijving (Beschrijving van kostenplaats 1)
De beschrijving van de Kostenplaats zoals die in het Rekeningschema voorkomt.
KP2 (Kostenplaats 2)
De Kostenplaatsrekening voorafgegaan door een ",".
*KP2-beschrijving (Beschrijving van kostenplaats 2)
De beschrijving van de Kostenplaats zoals die in het Rekeningschema voorkomt.
KP3 (Kostenplaats 3)
De Kostenplaatsrekening voorafgegaan door een ";".
*KP3-beschrijving (Beschrijving van kostenplaats 3)
De beschrijving van de Kostenplaats zoals die in het Rekeningschema voorkomt.
*Verv. Datum (Vervaldatum)
De datum waarvoor de factuur betaald moet zijn. Voor meer informatie zie de pagina's Klanten en Leveranciers.
*Bet. Datum (Betalingsdatum)
Wordt gebruikt in combinatie met het Vervaldatums weergeven commando.
Als men echter de controlefunctie voor de klanten/leveranciers facturen wil gebruiken om de betalingen te controleren moet men een transactie invoeren voor een gestuurde factuur en een andere voor de betaling ervan.
*Blok.Num (Nummer blokkeren), Blok.Bedr. (Bedrag blokkeren), Blok.Progr. (Progressief blokkeren), Blok.Regel (Regel blokkeren)
Meer informatie vindt u in de Transacties blokkeren pagina.
Extra kolommen
Met menu Extra → Nieuwe Functies toevoegen → Kolom 'Items' toevoegen in transactietabel worden in de transactietabel de volgende kolommen toegevoegd:
ProductID
De code uit de Itemstabel. Als u een artikel invoert dat aanwezig is in de itemstabel worden de beschrijving, eenheid, eenheidsprijs, BTW code en rekening opgenomen.
Hoeveelheid
De hoeveelheid vermenigvuldigd met de eenheidsprijs geeft het totale bedrag (kan ook een negatief getal zijn).
Eenheid
Een beschrijving die betrekking heeft op de hoeveelheid, bijvoorbeeld: kg, ton, liter.
Eenheidsprijs
De prijs per eenheid vermenigvuldigd met de hoeveelheid geeft het totale bedrag (kan ook een negatief getal zijn).
Als een waarde wordt ingevoerd in de Hoeveelheid of Eenheidsprijs kolommen wordt het bedrag berekend op basis van de inhoud van deze twee kolommen en omgezet naar een positief getal.
Nieuwe kolommen toevoegen
Met het Kolommen instellen commando is het mogelijk in te stellen dat kolommen worden weergegeven, verborgen gehouden of verhuisd worden, nieuwe kolommen toe te voegen of aan te geven dat een kolom niet in de afdruk meegenomen moet worden.
- De toegevoegde kolommen in de Transactietabel worden ook toegevoegd in de Terugkerende transacties tabel, in de Rekeningenkaart en in het BTW rapport zonder zichtbaar te zijn.
Om deze kolommen zichtbaar te maken gebruikt u het Kolommen instellen commando. - Als een kolom van het "bedrag" type wordt toegevoegd dan worden de ingevoerde bedragen opgeteld in de Rekeningkaart.
Weergaven
De volgende weergaven worden automatisch aangemaakt wanneer een nieuwe boekhouding wordt geopend:
- Basis: de hoofdkolommen worden weergegeven
- Kostenplaatsen: de KP1, KP2 en KP3 kolommen worden weergegeven
- Vevaldatums: de kolommen Vervaldatum en Betalingsdatum worden weergegeven
- Blokkeren: de kolommen die te maken hebben met de Blokkeringsfunctie worden weergegeven.
Met het Weergaven instellen commando kunnen de weergaven worden aangepast en kunnen persoonlijke weergaven worden toegevoegd.
Met het Pagina instelling commando kunt u het afdrukformaat van de weergave aanpassen.